Van arts naar stamceldonor: Hoe Sietske plotseling zélf die ene belangrijke match bleek te zijn
“We hebben een match voor je gevonden”. Het is een zin die Sietske (29) tijdens haar werk op de hematologie-afdeling in het ziekenhuis mocht uitspreken.
Page content
“We hebben een match voor je gevonden”. Het is een zin die Sietske (29) tijdens haar werk op de hematologie-afdeling in het ziekenhuis mocht uitspreken. Eén zin die een wereld van verschil kan betekenen voor ernstig zieke patiënten die een stamceltransplantatie nodig hebben. Wat Sietske toen nooit had kunnen bedenken, is dat ze jaren later zelf die ene belangrijke match voor iemand zou zijn.
“Ik stond al heel wat jaren geregistreerd als stamceldonor voordat ik werd opgeroepen”, begint Sietske haar verhaal. “Al in het begin van mijn studie geneeskunde kwam het onderwerp stamceldonatie voorbij. Ik heb jaren later als zaalarts op de hematologie-afdeling gewerkt, waar ik enkele patiënten mocht vertellen dat er een match gevonden was. De opluchting die je dan ziet bij de patiënt, maar ook bij de familieleden, dat zal mij altijd bijblijven.”
De gedachte dat ze zelf één van die donoren zou kunnen zijn, daar staat Sietske op dat moment niet bij stil. “Ik was bezig met de zorg voor mijn patiënten. Ik heb eigenlijk nooit gedacht: ‘wie weet ben ík wel een match voor deze mensen’. Ik wist ook hoe klein de kans is om ooit opgeroepen te worden als donor, dus die gedachte is geen moment door mijn hoofd gegaan.”
Appje van broer
En toch was daar, jaren later, dat belangrijke telefoontje van Matchis. “We zaten midden in de coronatijd en ik was net begonnen aan mijn promotieonderzoek”, vertelt Sietske. “Ik was vanuit huis aan het werk toen ik eerst een appje kreeg van mijn broer. Hij was gebeld door Matchis met het nieuws dat hij mogelijk een match was. Een half uur later ging bij mij de telefoon, en wat denk je? Ook ik was mogelijk een match. Op die manier kwamen we erachter dat mijn broer en ik dus ook elkaars match zijn.”
Sietske is direct enthousiast. “Natuurlijk niet over de situatie voor de patiënt, maar ik was blij dat ik mogelijk iets kon betekenen voor hem of haar”, legt ze uit. “Ik wist maar al te goed wat patiënten die een stamceldonatie nodig hebben doormaken. Patiënten voor wie ik de jaren ervoor had gezorgd schoten door mijn hoofd. Ik had sowieso ‘ja’ gezegd, maar die herinneringen maakten het extra bijzonder en persoonlijk voor mij.”
Bijzonder verzoek
Sietske en haar broer laten allebei bloed prikken en vervolgens wordt onderzocht wie de beste match is voor de patiënt. Niet lang daarna wordt Sietske gebeld: “Ik bleek de beste match te zijn”, vertelt ze. “Mijn broer was stiekem wel een beetje opgelucht en ik vond het helemaal prima. Ik kreeg te horen dat de voorkeur lag bij een donatie via het beenmerg. Daar baalde ik wel een beetje van omdat ik wist dat die methode, o.a. door de narcose en het bloedverlies, wat langer klachten kon geven. Maar ik heb er geen moment over getwijfeld.”
Tijdens de medische keuring en het gesprek met de donorarts bij Matchis heeft Sietske dan ook een bijzonder verzoek. “Ik vroeg de arts of ik er ook voor mocht kiezen om de beenmergdonatie zónder narcose te doen”, vertelt ze. “Daar reageerde de arts verbaasd op, het was de eerste keer dat hij dat verzoek had gekregen. Hij gaf aan dat ze dat vanuit Matchis eigenlijk nooit doen. Ik heb toen nog een gesprek met de anesthesist gehad en die raadde het, net als Matchis, aan om het wel onder narcose te doen zodat het voor mij als donor zo comfortabel mogelijk zou zijn. Toen heb ik me daarbij neergelegd en heb ik me er ook op ingesteld.”
De nacht voor de donatie verblijft Sietske samen met haar vriend in een hotel vlak bij het ziekenhuis. “Heel fijn dat dit mogelijk was”, zegt ze. “We moesten de volgende ochtend namelijk al vroeg op. In het ziekenhuis aangekomen werden we verwelkomd door een vriendelijke verpleegkundige en werd ik naar een eigen kamer gebracht.”
Zelf patiënt
Het ziekenhuis is voor Sietske geen vreemde omgeving: “Over de jaren heen is het een beetje mijn tweede thuis geworden. Ik voel me daar helemaal op mijn gemak. Toch was het wel vreemd om nu ineens zelf de ‘patiënt’ te zijn. Dan ervaar je dingen op een hele andere manier. Ik weet nog dat ik in het ziekenhuisbed door het gladde matras steeds omlaag schoof en dacht: nu begrijp ik waarom ik patiënten altijd omhoog moet helpen in bed, haha!”
Niet veel later wordt Sietske naar de OK gebracht. Van spanning heeft ze gelukkig weinig last. “De sfeer in de OK vind ik bijna knus, met een klein team in een kleine ruimte. Nu lag ik daar als patiënt en moest ik de zorg aan anderen overlaten. Ik heb veel vertrouwen in de kunde van de artsen, dus daar had ik weinig moeite mee. Iedereen was ook enorm lief, ik kreeg steeds te horen hoe goed het was dat ik dit voor een ander deed.”
Hoewel Sietske al vaker als coassistent in de OK had gestaan, was het voor haar de eerste keer dat ze zelf onder narcose ging. Voor ze het weet wordt ze wakker op de uitslaapkamer. “Ik voelde me in eerste instantie best goed”, blikt Sietske terug. “Een beetje beurs en lichte misselijkheid, maar verder had ik nergens last van. Ik kreeg van de verpleging een ijsje en werd al snel teruggebracht naar mijn eigen kamer, waar mijn vriend snel naartoe kwam.”
Lekker eitje
Sietske krijgt wat te eten aangeboden en dat aanbod slaat ze niet af. “Ik zei: doe maar een gekookt eitje. Daar had ik helemaal trek in. Ze zeiden nog ‘weet je het zeker’? Maar ik voelde me goed. Ik wilde graag zo snel mogelijk naar huis. Nadat ik zelfstandig naar de wc was geweest mocht dat, maar de verpleging adviseerde om in een rolstoel naar de uitgang te gaan. Dat vond ik zelf nergens voor nodig, maar na wat aansporing door mijn vriend ging ik er toch maar inzitten. We waren nog niet halverwege het ziekenhuis en ineens kwam de misselijkheid opzetten. De weg naar huis heeft hij heel voorzichtig gereden, maar helaas heb ik van dat eitje toch spijt gekregen.”
Inmiddels is de donatie alweer even geleden en kijkt Sietske er met een goed gevoel op terug. “Ik heb op de dag van de donatie te horen gekregen dat ik mijn stamcellen aan een vrouw iets jonger dan mijzelf heb gedoneerd. Dat vond ik aangrijpend. Ik ben in gedachten veel met haar bezig geweest. Wat is haar ziektebeeld? Zullen de stamcellen aanslaan? Ik voel me dankbaar dat ik dit heb mogen doen voor iemand. Daarnaast zie ik de ervaring ook als een verrijking voor mijzelf als dokter.
Eigenlijk wil ik iedereen die kan doneren, stimuleren zich aan te melden. Qua impact voor jou als donor stelt het weinig voor als je het vergelijkt met waar de patiënt die jouw stamcellen nodig heeft doorheen gaat. Ik heb het van dichtbij gezien. Het is enorm waardevol dat we elkaar als mensen op deze manier kunnen helpen.”